Deuteronomy 30

1Voorts zal het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze zegen of deze vloek, die ik u voorgesteld heb; zo zult gij het weder ter harte nemen, onder alle volken, waarheen u de Heere, uw God, gedreven heeft;
 deze zegen Eerst de zegen op de gehoorzaamheid en daarna de vloek op de ongehoorzaamheid, zodat gij beide ondervonden zult hebben.
,
 voorgesteld heb; Hebreeuws, voor uw aangezicht gegeven heb; gelijk boven, Deu 11:26, en onder, vs.15, 19.
,
 weder ter harte nemen, Hebreeuws, doen wederkeren, tot aan, of in uw hart. Vergelijk boven, Deu 4:29-30, enz. Aldaar hebt gij een gelijke profetie als hier en in het volgende. Anders, en gij het weder ter harte zult genomen hebben.
2En gij zult u bekeren tot den Heere, uw God, en Zijner stem gehoorzaam zijn, naar alles, wat ik u heden gebiede, gij en uw kinderen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
 gij zult u bekeren Anders, en gij u bekeerd zult hebben.
3En de Heere, uw God, zal uw gevangenis wenden, en Zich uwer ontfermen; en Hij zal u weder vergaderen uit al de volken, waarheen u de Heere, uw God, verstrooid had.
 En de HEERE, uw God, Anders, zo zal de HEERE, enz.
,
 uw gevangenis wenden, Dat is, de menigte uwer gevangenen doen wederkeren; alzo Psa 68:19; Eph 4:8.
,
 weder vergaderen Hebreeuws, en Hij zal wederkeren, en zal u vergaderen; dat is, Hij zal u weder vergaderen, of, Hij zal met zijn genade wederkeren en u vergaderen, enz.
4Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, van daar zal u de Heere, uw God, vergaderen, en van daar zal Hij u nemen.
 aan het einde des hemels, Vergelijk boven, Deu 4:32.
5En de Heere, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen. 6En de Heere, uw God, zal uw hart besnijden, en het hart van uw zaad, om den Heere, uw God, lief te hebben met uw ganse hart en met uw ganse ziel, opdat gij levet.
 zal uw hart besnijden, Dat is, Hij zal u door de kracht zijns Geestes verlichten, reinigen en tot zijn dienst bekwaam maken. Vergelijk boven, Deu 10:16, waar God beveelt te doen, hetgeen Hij hier belooft te werken, dat men het kon doen. Zie ook boven, Deu 29:4. Alzo, dat hier het verbond der genade, in Christus bevestigd, herhaald wordt.
,
 opdat gij levet Hebreeuws, om uws levens wil.
7En de Heere, uw God, zal al die vloeken leggen op uw vijanden en op uw haters, die u vervolgd hebben. 8Gij dan zult u bekeren, en der stemme des Heeren gehoorzaam zijn, en gij zult doen al Zijn geboden, die ik u heden gebiede. 9En de Heere, uw God, zal u doen overvloeien in al het werk uwer hand, in de vrucht uws buiks, en in de vrucht uwer beesten, en in de vrucht uws lands, ten goede; want de Heere zal wederkeren, om Zich over u te verblijden ten goede, gelijk als Hij Zich over uw vaderen verblijd heeft;
 wederkeren, Dat is, zal zich weder verblijden, om u wel te doen, gelijk Jer 32:41.
10Wanneer gij der stemme des Heeren, uws Gods, zult gehoorzaam zijn, houdende Zijn geboden en Zijn inzettingen, die in dit wetboek geschreven zijn; wanneer gij u zult bekeren tot den Heere, uw God, met uw ganse hart en met uw ganse ziel. 11Want ditzelve gebod, hetwelk ik u heden gebiede, dat is van u niet verborgen, en dat is niet verre.
 verborgen, Anders, te hoog, te wonderlijk. Zie Gen 18:14; Deu 17:8; Pro 30:18; Jer 32:17. Vergelijk Rom 10:6-8, waar de apostel dezen tekst past op de leer en genade des Evangelies, zonder dewelke men de geboden des Heeren niet recht verstaan, veel weiniger naar dezelve Gode behagelijk leven kan. Vergelijk boven, Deu 29:4, met de aantekeningen aldaar.
12Het is niet in den hemel, om te zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het voor ons hale, en ons hetzelve horen late, dat wij het doen?
 hale, Hebreeuws, neme; dat is, neme en brenge. Zie Gen 12:15, en zo in vs.13.
13Het is ook niet op gene zijde der zee, om te zeggen: Wie zal voor ons overvaren aan gene zijde der zee, dat hij het voor ons hale, en ons hetzelve horen late, dat wij het doen? 14Want dit woord is zeer nabij u, in uw mond, en in uw hart, om dat te doen.
 zeer nabij u, Alsof Mozes zeide: Gij hebt geen excuus van onwetendheid voor te wenden, dewijl dit woord ulieden ten volle verklaard is en gij het dagelijks in den mond hebt, en genoeg verstaat wat de HEERE van u eist. Vergelijk onder, Deu 31:19, waarop deze woorden wijders passen. Zie Rom 10:8.
15Ziet, ik heb u heden voorgesteld het leven, en het goede, en den dood, en het kwade.
 het leven, Het leven, met allerlei zegen, zo gij gehoorzaam zijt, den dood, met mijn vloek, zo gij ongehoorzaam zijt. Gelijk de volgende verzen verklaren.
16Want ik gebiede u heden, den Heere, uw God, lief te hebben, in Zijn wegen te wandelen, en te houden Zijn geboden, en Zijn inzettingen, en Zijn rechten, opdat gij levet en vermenigvuldiget, en de Heere, uw God, u zegene in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven.
 Zijn geboden, Zie boven, Deu 5:31.
17Maar indien uw hart zich zal afwenden, en gij niet horen zult, en gij gedreven zult worden, dat gij u voor andere goden buigt, en dezelve dient; 18Zo verkondig ik ulieden heden, dat gij voorzeker zult omkomen; gij zult de dagen niet verlengen op het land, naar hetwelk gij over de Jordaan zijt heengaande, om daarin te komen, dat gij het erfelijk bezit.
 voorzeker zult omkomen; Hebreeuws, omkomende omkomen.
19Ik neem heden tegen ulieden tot getuigen den hemel en de aarde; het leven en den dood heb ik u voorgesteld, den zegen en den vloek! Kiest dan het leven, opdat gij levet, gij en uw zaad;
 neem heden tegen ulieden Zie boven, Deu 4:26.
,
 u voorgesteld, Hebreeuws, voor uw aangezicht gegeven.
20Liefhebbende den Heere, uw God, Zijner stem gehoorzaam zijnde, en Hem aanhangende; want Hij is uw leven en de lengte uwer dagen; opdat gij blijft in het land, dat de Heere uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft hun te zullen geven.
 is uw leven en de lengte uwer dagen; Dat is, die u het leven geeft, onderhoudt en verlangt. Vergelijk Act 17:25, Act 17:28.
Copyright information for DutSVVA